Home    Pyrrhus    De beste Strategos    Hannibal   Bestellen  Quiz  Biografie

Deze pagina bevat achtergrond informatie over het boek.

Kenmerken:

ISBN: 978-1-4092-7977-8
Spannende roman over het leven van Pyrrhus.
Historisch tot in de details accuraat verhaal.

   
Beschrijft het levensverhaal van de koning en avonturier van geboorte tot zijn gewelddadige dood.
   
Zet zijn leven in de gebeurtenissen en denkwereld van die periode.
   
Beschrijft de botsing tussen de Griekse en Romeinse wereld.
Filosofische gesprekken over onderwerpen die in die tijd actueel waren.
Levendig beschreven veldslagen met heroïsche tweekampen.
700 pagina’s.
Uitgebreide bijlagen

   
12 stambomen van de belangrijke koningshuizen uit die periode.
   
Tijdslijn.
   
Verklarende woordenlijst
   
Lijst met hoofdpersonen.
11 landkaarten, zoals deze van Sicilië:

5 schema’s van veldslagen, zoals deze van de slag bij Heraclea:

30 impressies in de vorm van schetsen:

 

 

 ‘ De golf van Hydrus ’

(een fragment uit deel 2)

 

 

Theodotus stond hem al op te wachten in de tempel van Zeus Areios in Dodona. De geur van wierook en andere kruiden was verstikkend en bedwelmend. De aanwezigen moesten regelmatig hoesten. Het was drukkend warm in de tempel. De hoeveelheid rook gaf de ruimte een onwerkelijke sfeer. Pyrrhus bracht onder het toezicht van Theodotus een aantal offers om de gunst van de Goden te verkrijgen. De pezige priester sloot daarna zijn ogen en richtte zijn hoofd omhoog. Hij prevelde wat onduidelijke spreuken voor de Goden. Daarna spreidde hij zijn armen. Langzaam richtte hij zijn handen hoger en hoger. Zijn vingers begonnen te trillen.

-“Ik zeg dat je, nakomeling van Aeacus, Rome kan overwinnen[1]”, sprak Theodotus opeens met zijn hese theatrale stem, die hij altijd gebruikte als de Goden via hem spraken.

-“Wat zei hij?” fluisterde Aëropos.

-“Ik zeg dat je, nakomeling van Aeacus: Rome kan overwinnen”, meende Lysimachus ‘de Molossiër’. Zijn stem klonk geschrokken. “Een slecht voorteken.”

-“Nee. Hij zei: ik zeg dat jij, nakomeling van Aeacus, Rome kan overwinnen”, zei Pyrrhus resoluut. Lysimachus en Aëropos keken eerst elkaar aan en daarna in de richting van Theodotus. Theodotus had zijn armen weer omlaag gericht. Maar zijn ogen bleven gesloten. Ze wisten dat, wanneer Theodotus zich zo gedroeg, ze geen enkel antwoord meer uit hem los konden krijgen. Dus hem vragen om het orakel te herhalen had geen enkele zin.

-“Ik weet zeker dat hij zei dat ik Rome kan overwinnen”, sprak Pyrrhus na een tijdje overtuigd. Maar hij had er even over staan nadenken. Er verscheen daarna een brede glimlach op zijn gezicht. Pyrrhus was verheugd met wat het orakel voorspelde en liep tevreden weg. Het avontuur kon beginnen. Hij was er klaar voor. Lysimachus en Aëropos volgden hem. Ze keken elkaar aarzelend aan. Beiden hadden grote twijfel over de uitspraak van het orakel. Maar Pyrrhus stapte overtuigd door.

-“Er is nog een ding”, sprak Theodotus opeens met hese stem. De drie mannen stopten en draaiden zich om.

-“Ja, wat is er?”

-“Je moet nu nog niet gaan. De zee is te onrustig.”

-“Onrustig? De lente begint! De zee is altijd rustig in deze tijd van het jaar. Als er een goed moment is om te vertrekken dan is dat nu wel.”

-“Ga nu nog niet. Poseidon is onrustig.”

-“Ik zal voorzichtig zijn en vertrekken als de zee rustig is”, lachte Pyrrhus en hij liep verder.

 

Het was een mooie, rustige dag waarop de vloot van Pyrrhus de oversteek begon. Pyrrhus had de woorden van Theodotus in zijn achterhoofd gehouden bij het maken van de keuze voor de oversteek. Maar het was intussen volop lente, en het weer was, zoals altijd in die periode, rustig en betrouwbaar. Voor de zekerheid besloot Pyrrhus om over te steken op het smalste punt tussen het Helleense vasteland en Italië: de golf van Hydrus. Het was een indrukwekkend gezicht om de gigantische vloot van 375 schepen over de kalme zee te zien varen. De vloot bestond uit een grote verscheidenheid aan schepen. De kleinste schepen vervoerden alleen wapentuig of voedsel. De middelgrote handelsschepen zaten vol met soldaten, en de grootste schepen bevatten de paarden en hun ruiters. De vloot werd door de sterke triremen van de Tarentijnen beschermd. Pyrrhus had hard gewerkt aan de voorbereidingen van de tocht. Hij zou eindelijk een paar dagen rust hebben op zee. Hij keek tevreden naar de vloot en zijn spiksplinternieuwe septireme. Het gigantische schip rook nog erg sterk naar het sparren- en dennenhout waar het van gemaakt was. De lijfwachten van Pyrrhus lagen op het dek te luieren in de zon. Op een schip, met alleen bekenden, was geen bescherming nodig. Neander en Hippias lagen te snurken en Leonnatus repareerde de leren riem waar hij zijn kopis aan had hangen. Het grote avontuur was begonnen. De zon zakte voor de derde achtereenvolgende dag in de zee in de richting waarin ze voeren en vertoonde spectaculaire kleuren over het water en in de lucht. Van dieprood tot lichtroze, van blauwgroen tot lichtblauw kleurde de lucht en zee. Normaliter roeide de helft van de bemanning, terwijl de andere helft uitrustte. Maar omdat er veel kleinere en langzamere schepen waren werd er regelmatig door de hele bemanning gerust. De volgende morgen zou de vloot van Pyrrhus de kust van Magna Graecia bereiken. Die zouden ze dan blijven volgen totdat ze in Tarentum aankwamen. Theodotus had toch ongelijk gehad. De tocht was vlekkeloos verlopen. Geen enkel teken van een naderende storm was te zien geweest en de schippers hadden Pyrrhus verteld dat er geen storm op komst was.

Maar ‘s nachts werd Pyrrhus wakker van het heftige deinen van de boot en ging rechtop in zijn bed zitten. Hij hoorde de regen op het dek van het schip kletteren en op zijn houten hut. Het gekraak van de boot was angstaanjagend. Drie dagen lang hadden ze alleen zee om zich heen gezien. En dan kwam dergelijk geluid nog veel beangstigender over dan vlak bij de kust of op een rivier. Pyrrhus stond op en verliet snel zijn hut. Hij kon nauwelijks rechtop blijven staan. Op het moment dat hij de deur van zijn hut opende sloeg de koude regen tegen zijn gezicht. Het regende nog harder dan hij gedacht had. En er waaide een harde frisse wind. Pyrrhus zocht de trierarch van het schip. Maar hij kon hem niet zien. Het zicht was zeer beperkt en alle fakkels op de boot waren uitgewaaid of gedoofd door de regen. Pyrrhus waagde zich verder op de boot. Op het dek waren de matrozen haastig aan het werk om het zeil aan de hoofdmast, midden op het schip, neer te halen.

-“Waar is de trierarch Apollonius?!” riep Pyrrhus er een toe. De matroos keek hem gestoord aan. Hij was doornat en hijgde hard. “Wat?” riep hij terug.

-“Waar de trierarch is!!”

-“Oh! Daar!” riep hij en wees naar de voorkant van het schip. Pyrrhus liep moeizaam verder terwijl hij zich stevig aan de reling vasthield. De septireme was een groot schip, en in het zware weer duurde het extra lang om aan de andere kant te komen. De trierarch was een grote man met een dikke zwarte baard. Hij stond bevelen te roepen naar de matrozen die het voorste zeil aan het oprollen waren.

-“Slecht weer, hè?” riep de trierarch Apollonius met rauwe stem.

-“Het is wel erg snel omgeslagen!” riep Pyrrhus terug. “Zijn we al in de buurt van de kust?!” Ze konden elkaar nauwelijks verstaan in de harde wind. Het voorzeil klapperde zeer luidruchtig.

-“Ik hoop het niet!”

-“Niet?! Waarom niet? We kunnen beter snel land bereiken, voordat het slechter wordt!”

-“Als we nu de kust bereiken, zullen de schepen er op te pletter slaan. Het is erg rotsachtig aan dit deel van de kust van Italië!”

-“Dan hoop ik dat het snel voorbij is!”

-“Reken daar maar niet op! Ik ken dit soort stormen! Het zal nog veel erger worden!” De man wees naar het noorden. Pyrrhus staarde in de verte. Hij kon niets bijzonders waarnemen. Hij zag ook niet verder dan een paar podes, maar hij vreesde dat Apollonius gelijk zou krijgen.

-“Wat kunnen we doen?!”

-“Bidden tot de Goden! Bidden tot Poseidon!!”

-“Kunnen we de storm niet ontwijken, of er van weg roeien?!” vroeg Pyrrhus. De zeeman lachte sarcastisch en begon weer tegen de matrozen te schreeuwen.

Pyrrhus voelde zich nu erg ongemakkelijk. Hij voelde zich ook nutteloos. De zee was duidelijk niet zijn element. Hij liep ook in de weg. Met moeite liep hij terug naar zijn hutje. Het leek of de boot nu nog harder op en neer ging. Pyrrhus begon het gevoel te krijgen dat het schip niet meer dan een speelbal was geworden op de woeste golven. Wat had hij Poseidon aangedaan, dat hij deze onverwachte storm op hem afstuurde? Hoeveel schepen zouden er vergaan als zelfs de grote septireme er last van had? Wat had Theodotus ook alweer gezegd? Dat het weer te slecht was om te vertrekken? Maar het weer was toch niet slecht geweest? Het was de dagen daarna en tijdens de tocht toch ook goed geweest en gebleven? Wat had hij Poseidon ook alweer aan offers gebracht? Hij had zich toch aan de gebruikelijke offerregels gehouden? Ze hadden zelfs een paard verdronken als offer aan de zeegod. Intussen hadden zijn lijfwachten en enkele officieren zich bij Pyrrhus gevoegd. Zwijgend zaten ze naast elkaar op een houten ligbank in de hut. Zo wachtten ze de halve nacht af op het afnemen van de storm. Maar het leek er niet op dat de storm zwakker werd.

Tegen de tijd dat het licht werd was de storm heviger dan ooit. Opeens kwam een lochagos de hut van Pyrrhus binnen. Hij was uitgeput en rilde van de kou.

-“U moet even buiten komen kijken”, sprak hij buiten adem.

-“Wat is er te zien?”

-“De vloot. De vloot is uit elkaar gedreven.” Pyrrhus wachtte niet op meer toelichting en vloog voorbij de lochagos naar buiten. De zon was niet te zien in de donkere wolken, maar het was raadselachtig licht. Nu pas zag Pyrrhus hoe hoog de golven waren. Hij kon nu ook een stuk over de zee kijken. Er waren geen schepen van de vloot meer te zien. 374 schepen weg! Pyrrhus kon zijn ogen haast niet geloven. Op een van die schepen waren zijn twee zonen Helenus en Alex. Hij leunde over de reling in een poging om verder te kunnen kijken en werd bijna overboord geslingerd door het heftige deinen van de boot. In de verte meende hij enkele galeien waar te nemen. Pyrrhus riep de trierarch zo hard hij kon. Zijn roep was deze keer zelfs boven het lawaai van de storm uit te horen. De trierarch kwam met zijn stevige zeebenen snel aanlopen. Pyrrhus wees in de richting waar hij de boten dacht gezien te hebben.

-“Daarheen. Ik wil dat we daarheen gaan. Ik geloof dat een deel van de schepen daar is!!” schreeuwde hij.

-“Maar dat is in de richting van de kust!” riep de trierarch.

-“Mooi!! Want ik wil zo snel mogelijk aan land! Ik heb genoeg van die vervloekte storm!!”

-“Vervloek nooit een verschijnsel door Poseidon opgeroepen”, mompelde de trierarch Apollonius.

-“Wat zei je?!”

-“Ik zei dat het daar gevaarlijk is!!”

-“Alsof het hier niet gevaarlijk is!! Ik wil dat je naar de kust vaart! Alles is beter dan hier te blijven dobberen!!”

Apollonius haalde zijn schouders op. Hij was intussen ook op de hoogte van de wilskracht van Pyrrhus. Zijn koning tegenspreken had geen zin. Hij draaide zich om en liep vastberaden naar het achterdek. Daar gaf hij de stuurman opdracht in de richting van de kust te varen. De roeiers werden weer aan de riemen gezet en begonnen het moeizame gevecht tegen de elementen. Het was een bijna onmogelijke taak om tegen de golven op te roeien. Er braken enkele roeispanen en er raakten ook roeiers gewond.

Het duurde heel lang voordat Pyrrhus het idee kreeg dat ze dichter bij de galeien kwamen die hij gezien had. De roeiers zouden het niet erg veel langer volhouden. Pyrrhus had ze zien zwoegen en de uitputting was duidelijk van hun gezichten af te lezen. Het werd niet veel lichter, maar hij begon na verloop van tijd steeds duidelijker de schepen te zien. Ze leken allemaal doelloos op de golven heen en weer te slingeren. Pyrrhus schreeuwde dat hij de vloot nu goed kon zien. De trierarch hief zijn hand op als teken dat hij hem begreep. Langzaam kwamen ze dichter bij de vloot.

Toen ze zo dicht waren genaderd dat ze de eerste silhouetten van de bemanning van een van de schepen konden waarnemen zagen ze de grote fout die ze hadden gemaakt. Een verschrikkelijk schouwspel ontluikte zich voor hen. De zee leek vol met stukken hout en schreeuwende mensen. Ze probeerden enkele matrozen aan boord te krijgen, maar de zee was te woest. Zelfs met touwen en stukken hout kregen ze de drenkelingen niet aan boord.

Pyrrhus speurde de zee af. In de verte zag hij hoe enkele boten op de harde rotsen te pletter sloegen. Het geluid van de storm was te hard om er iets van te horen, maar op een of andere manier ging het geluid van brekend hout hem door merg en been. Pyrrhus stond verstijfd van schrik toe te kijken. De roeiers en stuurman hielden de septireme op koers, maar veel van de kleinere boten waren een speelbal van de golven geworden en werden één voor één tegen de rotsen geslagen. Pyrrhus zag zijn leger voor zijn ogen verdwijnen. Hij probeerde de schepen te waarschuwen, maar niemand kon hem horen of zien in de storm. Het leek of alleen het vlaggenschip van Pyrrhus, het grootste van alle schepen van de vloot van de ondergang gespaard bleef. De rest van de vloot werd hulpeloos naar het zuiden geblazen. Pyrrhus keek vertwijfeld om zich heen. Zijn officieren keken hem vol medeleven aan. Ook zij konden niets aan de situatie veranderen. Pyrrhus sloeg hard met zijn vuist op de reling van het schip.

-“Poseidon!! Laat het niet zo eindigen!! Zeus Areios!! Help ons!!” riep hij wanhopig. Maar de Goden leken zijn gebeden niet te horen. Het schip van Pyrrhus begon opeens te draaien in de golven. Het leek wel of Poseidon zelf onder water de onderkant van de boot had vastgegrepen met zijn drietand en het nu zelf bestuurde naar het zuiden. De trierarch schreeuwde wanhopig bevelen naar zijn manschappen. Maar ze kregen het schip niet meer terug gemanoeuvreerd.

-“We worden in de richting van de rotsen gedreven!!” riep Apollonius. De roeiers probeerden er tegen te vechten maar het hielp niet. Langzaam kwam de kust met haar gevaarlijke puntige rotsen dichterbij. Pyrrhus was een van de weinigen die de naderende kust met opluchting tegemoet zag. Hij wilde zo snel mogelijk aan land.

-“Daar kunnen we landen!!” riep hij naar Apollonius. De trierarch kwam naast hem staan. De zee was vlak bij de kust nog wilder geworden. Zelfs de trierarch kon hier niet meer op zijn zeebenen vertrouwen. Hij hield de reling stevig vast. Ze hoorden de branding in de verte als een voortdurend laag gerommel. “Daar wil ik aan land gaan! Tussen die rotspartijen ligt een stuk strand!!” herhaalde Pyrrhus. Apollonius nam de situatie in zich op. Het gebeurde niet vaak dat hij liever op land stond. Maar nu leek het ook hem een goed idee. Hij waggelde terug naar de achterkant van het schip en beval de bemanning naar het strand te varen. Ze voeren op het strand af dat zich in een natuurlijke baai bevond.

Maar hoe dichter ze bij het strand kwamen, hoe harder de zee en wind zich tegen hen begon te keren. Om de baai in te varen moesten ze afbuigen naar het noorden, maar de storm liet dat bijna niet toe. De God van de zee was hun duidelijk niet gunstig gezind. Het schip begon nu zelfs weer verder van het strand af te raken. De bemanning begon met alle macht die het nog in hun lichaam had naar het land te roeien. Maar ze kwamen geen pous dichter bij het strand. Achter hen dreigden de scherpe rotsen. Een klein moment van onoplettendheid en ze zouden tegen die rotsen te pletter slaan. Het was een strijd van wilskracht tussen mensen en de natuurkrachten van de Goden geworden. Lange tijd leken ze tegen elkaar opgewassen te zijn. Geen van beiden kreeg de overhand.

Opeens had Pyrrhus er genoeg van. Het was nog geen stadium vanaf het strand. En het vasteland lokte. Hij besloot het er op te wagen. Hij riep Neander, Hippias en Leonnatus bij zich met zijn officieren.

-“We zwemmen naar de kust!!” riep hij. De verzamelde lijfwachten en officieren keken hem verbaasd aan. Maar Pyrrhus’ blik sprak boekdelen. Hij trok zijn chiton uit en klom over de reling. Met een sierlijke duik verdween hij in de woeste golven.

-“Niet doen!!” riep de trierarch nog, maar Pyrrhus was al weg. De lijfwachten van Pyrrhus wachtten geen moment en volgden direct zijn voorbeeld. Waar Pyrrhus heen ging, gingen zij ook heen. Al was dat naar Hades en over de rivier de Styx en terug. En de zee zag er nu even ongastvrij uit als Hades. Ze trokken hun kleren ook uit en sprongen overboord. Daarna volgden er nog meer officieren, soldaten en matrozen. De bemanning van de septireme verdween in de donkere kolkende zee.

Apollonius en de roeiers bleven aan boord. Hun taak was het de boot te redden. Zij zouden hun leven geven om dat te bewerkstellingen. Velen van hen konden ook niet zwemmen. Het schip was hun laatste hoop. Ze vervolgden hun zware gevecht op leven en dood tegen de zee.

 

Het water was koud en de zee raasde als bezeten. Pyrrhus zwom in de richting van de kust. In de richting van de branding. Met alle kracht die hij in zich had vocht hij tegen de hoge golven. Slechts met moeite verdronk hij niet. Hij wist dat zijn lijfwachten en anderen zijn voorbeeld zouden volgen. Ze waren hem altijd trouw. Maar nu hij in de woeste zee zwom had hij liever gehad dat ze hem niet zouden volgen. Het viel verschrikkelijk tegen. Pyrrhus had geen tijd om na te denken over zijn wanhoopsdaad, maar hij voelde de vrees toch dat hij een enorme fout had gemaakt door in het water te springen.

 


[1] “Aio te, Aeacida, Romanos vincere posse”, volgens Quintus Ennius, Annales, Boek VI.

 

 Verantwoording

Het doel

Naast het primaire doel een spannend verhaal te schrijven over een luisterrijk leven, had ik nog enkele nevendoelen. Een tweede doel was om de gebeurtenissen in die periode te verwerken in het verhaal om een beeld te krijgen van de achterliggende redenen en gedachten die de hoofdpersonen in het boek tot hun beslissingen brachten, en hun onderlinge relaties. Daarnaast wilde ik graag het dagelijkse leven beschrijven zodat de lezer een goed gevoel zou krijgen over het dagelijkse leven in de Helleense wereld. Het is aan de lezer te beoordelen of deze doelen zijn uitgekomen.

Maar bovenal hoop ik dat de lezer van het verhaal genieten kan.

 

Opportunist of genie?

Justinus schreef (in boek 25.5.3) het volgende over Pyrrhus:

 

‘Alle historici zijn het eens dat er nooit een koning heeft bestaan gelijk aan Pyrrhus, in deze eeuw en vorige eeuwen en dat zulk een ingetogen en rechtschapen bestaan moeilijk te vinden is, niet alleen onder staatshoofden maar onder mensen van aanzien in het algemeen.’

 

Dit is een straffe uitspraak. Het interessante van Pyrrhus is dat deze persoon uit de eerste helft van de derde eeuw voor Christus bij bijna iedereen gemengde gevoelens losmaakt. Van afgrijzen en minachting tot ophemeling en verering.

Was Pyrrhus slechts de zoveelste opportunistische diadochus of toch een briljant genie? Het zal de oplettende lezer wellicht zijn opgevallen dat Pyrrhus de neiging heeft gehad het ene gat met het andere te vullen. Het bijzondere van Pyrrhus is, dat hij niet één keer, maar vele keren het nét niet haalt. Heel vaak wordt zijn wispelturigheid en neiging om zich van het ene avontuur in het andere storten als oorzaak genoemd. Van Macedonië naar Italië, naar Sicilië en weer terug naar Italië om vervolgens van Macedonië naar Sparta en naar Argos te vluchten zodra het tegenzat. Ik heb mijn best gedaan om die karaktereigenschap enigszins te verklaren in het boek, maar het kan niet ontkend worden dat Pyrrhus af en toe opportunistisch gedrag vertoonde. Het zou echter grove afbreuk aan zijn kwaliteiten hebben gedaan om hem af te wimpelen als slechts een avonturier zonder doel en visie. Als je de zaken analyseert, zit er toch een vorm van ontwikkeling en logica in wat hij doet. Dat heb ik ook geprobeerd te verwerken in het verhaal. Ik hoop dat ik daar in geslaagd ben.

Er wordt gezegd dat Pyrrhus een slechte staatsman was om zijn mislukkingen om in het buitenland langdurig de macht te behouden. Maar hij heeft intussen Epirus van een arm land van schapenhouders tot een moderne Helleense staat omgevormd, en hij heeft het land tot aan zijn dood goed onder controle gehouden. Epirus was meer dan twee maal zo groot en welvarend geworden aan het einde van zijn leven. Dat is een behoorlijk knap resultaat.

Misschien moeten we Pyrrhus bekijken vanuit de ogen van Machiavelli. Een (zeer) vrije samenvatting van zijn werk ‘il Principe’ komt neer op de opmerking: “het doel heiligt de middelen”. Machiavelli noemt Pyrrhus maar éénmaal in zijn boek (H4.5) om aan te geven dat Pyrrhus een hulpeloze strijd voerde in Italië omdat de Italianen onderling te verdeeld waren:

 

‘…niemand zal zich verbazen over het gemak waarmee Alexander [de Grote] zich in Azië wist te handhaven, en over de moeilijkheden waarmee vele anderen, zoals bijvoorbeeld Pyrrhus, te kampen hadden toen ze de door hen veroverde gebieden probeerden te behouden. En dit was niet het gevolg van  de grote of minder grote capaciteiten van de overwinnaar, maar van de wil tot uniformiteit van de veroverde gebieden.’

 

Hij legt hier een interessant verband tussen Alexander ‘de Grote’ en Pyrrhus, dat ik ook in het verhaal verwerkt heb; de verrichtingen van Alexander in het oosten worden een beetje afgezwakt als deze vergeleken worden met de moeilijkheden waar zijn neef Alexander ‘de Molossiër’ en ook Pyrrhus mee te kampen hadden in het westen.

Als de adviezen van Machiavelli gevolgd worden lijkt Pyrrhus hier goed in te passen. Machiavelli adviseert dat een heerser altijd bezig is met de strijdkunst en dapper moet overkomen bij zijn manschappen (H14.2 en H14.3):

 

‘… kan een heerser die geen verstand heeft van de oorlogvoering … niet door zijn soldaten gerespecteerd worden en evenmin kan hij zich op hen verlaten.

Hij moet dan ook nooit zijn gedachten van de oorlogvoering afwenden. En in vredestijd moet hij zich er nog meer in bekwamen dan in de oorlog zelf. Hij kan dit in twee manieren doen: enerzijds door actie en anderzijds door studie.’

 

Pyrrhus is hier een stralend voorbeeld van. Machiavelli zegt ook dat een heerser edel moet overkomen, en geliefd en geroemd moet worden. Pyrrhus wordt in zijn eigen land op handen gedragen en er zijn een aantal anekdotes over zijn edele gedrag tegenover Fabricius en Athene. Zijn fout met betrekking tot de plundering van de tempel van Persephone herstelt hij en hij weet zich bij Antigonos ‘Monophthalmos’ en Ptolemaeus ‘Soter’ geliefd te maken.

Aan de andere kant adviseert Machiavelli dat een heerser ook moet weten wreed te zijn en gevreesd. Hij waarschuwt wel dat de heerser naast die wreedheid wel moet voorkomen dat hij gehaat en veracht gaat worden. Hij vertelt dat een heerser dat kan doen door eventuele wreedheden allemaal op één moment uit te voeren aan het begin van zijn aantreden, omdat voortdurende wreedheden na verloop van tijd tot opstanden zullen leiden en het volk wreedheden snel vergeet als de heerser zich daarna als een edelmoedige leider opwerpt. Ook hier zijn een paar mooie voorbeelden aan te halen. De moord op zijn collega koning Neoptolemus, de plundering van de koningsgraven in Macedonië en de harde manier van ingrijpen in Tarentum, direct na de aankomst van Pyrrhus in Magna Graecia.

Machiavelli adviseert op militair gebied het gebruik van hulptroepen van andere machten zo veel mogelijk te mijden en het meest te vertrouwen op eigen soldaten en in mindere mate op huurlingen. Een van de weinige keren dat Pyrrhus hulptroepen gebruikt, is bij de herovering van Epirus. Er wordt later nooit meer gesproken over de Egyptische troepen die hem hielpen aan de macht te komen, dus we mogen aannemen dat deze uiteindelijk terugkeerden naar Egypte. Verder accepteert Pyrrhus éénmaal Macedonische troepen van Ptolemaeus ‘Keraunos’ (voor twee jaar). Deze leentroepen komen uiteindelijk in vaste dienst bij Pyrrhus. Pyrrhus blijft altijd gebruik maken van een kern van eigen troepen. Tijdens de slag van Asculum zien we duidelijk dat Pyrrhus de Italiaanse troepen tussen zijn eigen troepen plaatst. Dit zou voornamelijk zijn geweest om elkaars tactieken aan te vullen. Maar, gezien de slag bij Maleventum, lijken deze troepen ook veel minder betrouwbaar en voorkomt Pyrrhus met deze opstelling dat een flank met alleen Italiaanse troepen te snel de aftocht accepteert tijdens de strijd, waarmee de oorlog zeker in één keer in het voordeel van de Romeinen beslist zou zijn geweest.

 

Goed of slecht?

De bevrijding van Athene van Demetrius was een nobele daad, zoals ook de ondersteuning in Aetolië. Voor deze hulp heeft Pyrrhus nooit een tegenprestatie geëist. In zijn beginjaren lijkt Pyrrhus een echte bevrijder te worden. Maar dan komt het avontuur in het westen. De ware beweegredenen achter de tocht naar Tarentum en Syracuse blijven duister, vooral omdat de overgeleverde informatie voornamelijk vanuit het gezichtspunt van de Romeinen is geschreven. De aanlokkelijke hoeveelheid manschappen die Tarentum hem aanbood en de wens de Hellenen te helpen zullen twee belangrijke redenen zijn geweest.

De aanval op Sparta en Argos, echter, lijken toch duidelijk te wijzen op een ommekeer in de bedoelingen van Pyrrhus. Maar het feit dat dit deel van de geschiedenis van Pyrrhus voornamelijk door Hieronymus is beschreven, die ten tijde van de oorlog in de Peloponesos in dienst van Antigonos was, betekent wellicht dat dit beeld erg zwart-wit is. Maar  incidenten als de moord op Neoptolemus, de tempelroof in Locri en het ongestraft laten plunderen van de Macedonische koningsgraven laten ook een meer duistere kant zien.

Er wordt ook geroepen dat Pyrrhus naast zijn militaire genius slechts een oorlogszuchtige barbaar was, waarbij de anekdote van de fluitisten Kaphisias en Python vaak wordt aangehaald. Maar Pyrrhus omringde zich met kunstenaars en filosofen, zoals Cineas en Leonidas van Tarentum. Een ‘barbaar’ zou dergelijke mensen afstoten of zelfs vervolgen, zoals Lysimachus deed. Ook schreef Pyrrhus een boek, Hypomnemata genaamd (gedenkschrift).

Hij heeft daarnaast van Ambracië een waarzinnig mooie stad gemaakt met veel kunstschatten en beeldhouwwerken. De Romeinen waren er sprakeloos van toen ze een eeuw later het Pyrrheion binnenvielen.

Er moet wel geconcludeerd worden dat in het leven van Pyrrhus naarmate hij ouder wordt vaker wrede incidenten plaatsvinden dan in het begin van zijn koningsschap. Misschien moeten we hier ook terugvallen op de bekende uitspraak van de Engelse historicus Lord Acton:

 

Power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely. Great men are almost always bad men.’

 

De beste generaal?

Zowel Livius (boek 35), Appianus (‘historie van Rome) als Plutarchus (in ‘leven van Flaminius’) vertellen over een opmerkelijk gesprek tussen Hannibal en Scipio Africanus in Efese. Dit gesprek ging ongeveer zo:

 

-“Wie vind jij de beste generaal?” vroeg Scipio ‘Africanus’.

-“Alexander ‘de Grote’, want hij heeft ontelbare legers verslagen en het grootste grondgebied doorkruist”, antwoordde Hannibal zonder een moment aarzelen. Scipio was verbaasd, want hij had eigenlijk gedoeld op hem en Hannibal. Maar hij wilde het niet laten blijken en vroeg verder.

-“En wie is na Alexander de beste generaal?”

-“Hmm, dat zal Pyrrhus zijn geweest. Om zijn moed. Moed is namelijk de belangrijkste eigenschap, en beide koningen bezaten die in grote mate. En verder om zijn kunst in het aanleggen van een kamp. Trouwens, niemand heeft ooit meer vernuft getoond in het opstellen van zijn legers en in het kiezen van het terrein. Hij verstond ook de kunst om het volk aan zijn kant te krijgen, want hij heeft een groot deel van Italië van Rome weten los te weken.” Scipio zweeg even en dacht hier over na. Dat laatste was Hannibal niet gelukt en uiteindelijk zijn nemesis geworden.

-“En wie is daarna de beste generaal?”

-“Dat ben ik zelf”, antwoordde Hannibal zonder aarzelen. “Ik heb Spanje veroverd en ben de Alpen overgetrokken met een leger, de eerste keer na Hercules dat iemand zoiets is gelukt. Ik heb Italië jaren in mijn greep gehouden en 400 steden veroverd, zonder ooit één goudstuk uit Carthago te ontvangen.” Scipio begreep nu dat hij Hannibal nooit zo ver zou krijgen dat hij hem als betere generaal zou uitroepen – hoewel hij Hannibal bij Zama had verslagen – en gaf het op. Hij begon te lachen omdat hij wist dat de sluwe Hannibal hem in dit woordenspel verslagen had.

-“En op welke plaats zou jij jezelf zetten als je mij bij Zama verslagen had?” vroeg hij lachend.

-“Dan had ik mijzelf boven Alexander en Pyrrhus geplaatst!” glimlachte Hannibal. Hij knipoogde naar Scipio en Scipio begreep dat Hannibal hem toch als een grote generaal zag, maar het nooit openlijk zou uitspreken.

 

In zijn tijd en nog lang daarna werd Pyrrhus al geroemd om zijn militaire kunnen en hij is in staat geweest om het achterstallige Epirus tijdelijk een grote rol te laten spelen in de opvolgingsoorlogen na de dood van Alexander ‘de Grote’. De Romeinen leerden veel van Pyrrhus: Het gebruik van artillerie, professionele kampen opzetten, en de kennis die Pyrrhus vastlegde in zijn – helaas verloren gegane –boek over militaire kunst wordt vaak geroemd.

Pausanias (boek 4.35.4) vertelt dat de Carthager Procles Alexander hoger aansloeg om zijn geluk en om wat hij bereikt heeft, maar dat hij Pyrrhus een betere militair in infanterie en cavalerie tactieken vond, en in het bedenken van krijgslisten. Plutarchus (in ‘leven van Pyrrhus’ 8.2) vertelt dat Antigonos – het is onduidelijk of hij Antigonos ‘Monophthalmos’ of Antigonos ‘Gonatas’ bedoelde – heeft gezegd, toen Antigonos gevraagd werd wie de beste generaal was: ‘Pyrrhus, als hij lang genoeg zal leven’. Frontinius roemt Pyrrhus in zijn boek ‘krijgslisten’ (deel 2.9 en 2.10) om zijn inzichten. Pyrrhus liet bij een belegering van een stad, waar de inwoners voor hun leven vochten, een mogelijkheid tot ontsnappen open om te voorkomen dat de inwoners tot de dood zouden blijven doorvechten en zo te veel slachtoffers aan zijn eigen zijde zouden kunnen maken. Tevens verhaalt hij dat Pyrrhus aanraadde om een vluchtende vijand nooit te hard te blijven achtervolgen. Dit om er voor te zorgen dat diezelfde vijand bij een volgende slag sneller tot terugtrekken bereid zou zijn, omdat ze wisten dat de tegenstander hun die kans bood en ze niet tot de laatste man probeerde te vernietigen. In boek 4.14 vertelt Frontinius tevens dat de Romeinen, voordat ze kennis maakten met de manier hoe Pyrrhus een kamp bouwde, er een primitieve manier van het bouwen van een kamp op nahielden. Ze bouwden hun kampen op de manier van de Carthagers; de verschillende cohorten zetten eigenhandig hier en daar hun bivak op, zonder omheining. Pas nadat ze in Maleventum het kamp van Pyrrhus veroverden zijn ze overgestapt op het bouwen van één verschansing om het bivakkerende legioen.

En er zijn nog meer citaten te noemen; Lucianus noemt Pyrrhus als een van de vier beste generaals naast Agamemnon, Achilles en Alexander. Plutarchus (in Cleonymus 8) noemt Pyrrhus de meest vaardige onder de generaals van die tijd. Zo ook Polyaenus. En Zonaras noemt hem de meest illustere generaal ooit geboren.

Het is wrang en typerend voor Pyrrhus dat hij tegenwoordig alleen herinnerd wordt met de uitdrukking een ‘Pyrrhus overwinning’.

 

Wat had kunnen gebeuren?

Dan blijft de vraag wat er had kunnen gebeuren. Antigonos ‘Monophthalmos’ en Perdiccas zijn de personen geweest die de meeste kans hebben gehad om het rijk van Alexander ‘de Grote’ te herenigen. Maar na de dood van die eerste generatie van diadochoi heeft Pyrrhus nog de meeste kans gehad om het rijk van Alexander ‘de Grote’ te verenigen. Qua moed, lef en militair inzicht is Pyrrhus door velen vergeleken met Alexander, zoals Plutarchus (Leven van Pyrrhus) meldt dat de veteranen van Macedonië zeggen over Pyrrhus als ze hem tegen hen zien vechten:

 

‘De andere koningen, zeiden ze, imiteren Alexander [‘de Grote’] met hun purperen mantels, hun lijfwachten, de manier hoe ze hun hoofd bewegen [zoals Alexander dat deed] en hun harde stemmen; maar Pyrrhus, en Pyrrhus alleen, leek op hem wat actie en wapenbeheersing betrof.’

 

Het opvallende is dat er niet één maar vele momenten te noemen zijn waarop Pyrrhus het net niet gehaald heeft; drie veldslagen tegen de Romeinen, de mislukte belegering van Lilybaeum en Sparta en het onfortuinlijke ongeluk in Argos. Met een beetje meer geluk of doorzettingsvermogen (maar wie ben ik om Pyrrhus te betichten van gebrek aan doorzettingsvermogen) had het kunnen lukken.

Het belangrijkste keerpunt voor Pyrrhus lijkt de onmogelijkheid om Lilybaeum te veroveren en het feit dat hij zo snel opgaf. Men vergelijkt dit vaak met de zes maanden durende belegering van Tyrus door Alexander ‘de Grote’. Maar Alexander had de heerschappij over de zee. Pyrrhus moest die eerst krijgen voordat Lilybaeum zou vallen. Het is aan de opstand van de Sicilioten te danken dat dit nooit is gelukt. De werkelijke problematiek lag echter in de grote hoeveelheid manschappen die Rome kon oproepen. Dat Pyrrhus al zo ver is gekomen als hij is, is eigenlijk al een klein wonder. Epirus was erg dunbevolkt. Met de kleine legers die hij verzameld had, was hij in theorie een onbeduidende macht. Het is dan ook geen wonder dat Pyrrhus viel voor de belofte van Tarentum dat ze hem 350.000 soldaten konden leveren. En in feite logen ze niet helemaal... Rome kon die manschappen namelijk wél leveren: het is bekend dat Rome ten tijde van de tweede Punische oorlog ongeveer 600.000 soldaten kon oproepen en ze gelijktijdig ongeveer 250.000 soldaten in dienst had. Dit is vijftig jaar na de dood van Pyrrhus. Als Pyrrhus Rome op de knieën had kunnen krijgen…

Maar het is misschien beter om met de filosofische gedachten van Cineas te eindigen. Wat als Pyrrhus een groot rijk had gesticht? Dan had hij achterover kunnen gaan zitten en kunnen gaan genieten van goede drank en lekker eten. Was de wereld er dan beter op geweest. Waarschijnlijk niet…

Ja, we hadden dan nu meer Griekse woorden in onze taal gehad en geen Latijns geleerd op het gymnasium.

 

Wat is er van de erfenis van Pyrrhus overgebleven?

Behalve het gezegde ‘een Pyrrhus overwinning’ is er heden ten dage weinig dat nog verwijst naar het bestaan van Pyrrhus. Epirus is na haar kortstondige moment van glorie met Pyrrhus weer snel teruggezakt naar een nietszeggende status.

Na de dood is het imperium van Pyrrhus snel uiteengevallen. Tarentum valt datzelfde jaar nog. Maar eerst drukken ze nog munt als eerbetoon aan Pyrrhus met een afbeelding van een helm. Rhegium wordt het jaar daarna van de Campanische piraten verlost door de Romeinen. Ze worden allemaal in Rome terechtgesteld. Messana houdt het nog iets langer uit en is ook de aanleiding tot de eerste Punische oorlog; de oorlog tussen Carthago en Rome, die Pyrrhus al voorspeld had. Hieron II, die min of meer door toedoen van Pyrrhus aan de macht was gekomen in Syracuse, probeert de Mamertijnen te verjagen. Maar met de hulp van de Carthagers aan Messana lukt hem dat niet. Als Hieron het in 264 voor Christus weer probeert roepen de Mamertijnen de hulp van Rome in. Hieron aarzelt geen moment en schakelt de hulp van Carthago in, zijn ergste vijand. Maar hij wordt door de Romeinen in het nauw gedreven en wisselt wéér van alliantie.

Hij blijft tot zijn dood in 215 voor Christus aan de macht in Syracuse en het zuidoosten van Sicilië als vriend van Rome.

In Epirus wordt Alex koning Alexander II. Hij probeert in de voetsporen van zijn beroemde vader te treden en valt op een gegeven moment Illyrië en zelfs Macedonië binnen als Antigonos het te druk heeft tegen Athene en Sparta in de Chremonidische oorlog. Maar hij wordt verdreven door de zoon van Antigonos ‘Gonatas’, Demetrius II. Epirus wordt opgedeeld in drie delen en raakt Tymphaea en Parauaea kwijt. Alexander gaat in ballingsschap in Acarnanië, maar niet voor lang. Hij wordt door druk van Acarnanië en Aetolië weer toegelaten als koning van Epirus, waarna hij Acarnanië niet dankt maar verraadt. Hij valt het land aan met hulp van Aetolië en deelt het vervolgens, samen met het eiland Leucas, op. Maar daar houden de militaire activiteiten van Alexander op.

Alexander trouwt met zijn halfzus Olympias II. Over zijn dood en zijn opvolging worden verschillende verhalen verteld. Waarschijnlijk volgt zijn zoon Ptolemaeus hem op met Olympias II als regent, als hij sterft rond 240 voor Christus. Ptolemaeus II (zoon van Alex en Olympia) is dan tien jaar oud. Epirus heeft nog weinig bondgenoten, maar de dochter van Alexander II, Phthia, trouwt met Demetrius II van Macedonië. De man die hem eerder uit Epirus heeft verjaagd. Een kleinkind van Alexander II, Nereis trouwt met de zoon van Hieron van Syracuse, Gelon.

Uiteindelijk wordt Deidameia, de dochter van Pyrrhus II, een andere zoon van Alexander II (of van zijn halfbroer Ptolemaeus; de bronnen spreken elkaar tegen) de laatste koningin van Epirus als Ptolemaeus en Olympias kort na elkaar sterven. Deidameia wordt gedwongen haar macht aan het volk af te geven en door een opstandige meute in de tempel van Artemis vermoord in 232 voor Christus. Ze breken ook de tombe van Pyrrhus in het Pyrrheion open en verspreiden zijn as door de straten van Ambracië. Epirus wordt een republiek.

Macedonië wordt door Hannibal van Carthago uiteindelijk overgehaald om in de tweede Punische oorlog de kant van Rome te kiezen. Een fout, want Carthago verliest, en met als gevolg dat Rome in conflict komt met Macedonië. De republiek Epirus blijft tijdens de eerste twee oorlogen neutraal. Maar in de derde Macedonische oorlog van 171 tot 168 voor Christus, kiezen de Molossiërs de kant van Macedonië, terwijl de Thesprotiërs en Chaoniërs voor Rome kiezen. In 167 voor Christus krijgt Molossië de rekening gepresenteerd. De Romeinen plunderen Molossië grondig. Ze verwoesten in één maand 70 steden en dorpen en nemen 150.000 inwoners als slaven mee. Het duurt 500 jaar voordat Epirus deze slag te boven komt.

Rome heeft de rijken van de diadochoi daarna stuk voor stuk opgeslokt.

Jaar

Romeinse veroveringen

264         

Eerste Punische oorlog.

218         

Tweede Punische oorlog.

215         

Eerste Macedonische oorlog.

200         

Tweede Macedonische oorlog.

192         

Oorlog met de Seleuciden.

172

Derde Macedonische oorlog.

168         

Macedonië onder Romeins bestuur.

167         

Epirus onder Romeins bestuur.

150

Vierde Macedonische oorlog.

149         

Derde Punische oorlog.

146         

Vernietiging van Carthago.

63           

Klein Asia onder Romeins bestuur.
Syrië (Seleuciden) onder Romeins bestuur.

30           

Egypte onder Romeins bestuur.

Maar de Romeinen vernietigen niet alles. Ze absorberen als het ware de Griekse cultuur. Het slaan van zilveren en gouden munten, al geïntroduceerd tijden de Pyrrhische oorlogen, filosofie, allerlei gebruiken, Goden, en de ideeën over democratie worden gemeenschappelijk deelgoed. Al die zaken werden een deel van het Grieks-Romeinse erfgoed dat nu nog invloed heeft op de westerse samenleving, met een Christelijk sausje er overheen.

 

Literaire vrijheden

Ik heb als uitgangspunt voor dit boek de beschrijvingen van diverse historische schrijvers genomen. Dat was niet altijd gemakkelijk. Er zijn veel onduidelijkheden en soms spreken de schrijvers elkaar zelfs tegen. Dit is heel treffend in de beschrijvingen van de slag bij Maleventum. Hoe later de (Romeinse) schrijver, hoe slechter het met Pyrrhus afloopt. En de hoeveelheid vijandelijke soldaten worden ook steeds groter. Maar dat maakt de overwinning voor de Romeinen steeds grootser, dus het is eigenlijk begrijpelijk waarom dat gebeurde…

Ik heb mij laten leiden door gemiddelden en heb geprobeerd alle anekdotes die over Pyrrhus verteld worden te verwerken. Hoe raar ze ook klonken (zoals de geneeskrachtige teen).

Ik heb veel vrijheden genomen met betrekking tot de invloed die enkele vrienden van Pyrrhus op zijn leven hebben gehad. Androcleides, Aëropos en Lysimachus ‘de Molossiër’ worden slechts één keer met naam genoemd, elke keer bij een eenmalige uitspraak of gebeurtenis. Ik heb ze een grotere rol gegeven omdat het verhaal anders zo moeilijk tot een spannend avontuur te kneden was geweest en er zo weinig communicatie over en weer met vrienden zou zijn in het verhaal. Of Androcleides ooit prostatis is geworden weet ik niet. Maar ook dat is verhaaltechnisch leuker dan een onbekende naam verzinnen. Was Proxenos al leraar van Pyrrhus in zijn jonge jaren, of alleen een geschiedschrijver? Wie weet.

Enkele zaken heb ik erbij verzonnen om de sfeer van de periode te illustreren. Er is niets bekend over een relatie met een slavin door Pyrrhus. Er zijn wel veel van dergelijke verhalen bekend van andere staatshoofden uit die periode. En een moordaanslag in Argos in zijn jonge jaren is ook door mij verzonnen. Wel is bekend dat Cassander Pyrrhus naar het leven stond. Als ik alleen de geschiedenis had gevolgd, had je net zo goed het leven van Pyrrhus van Plutarchus kunnen lezen.

Alle literaire vrijheden die ik heb genomen hebben echter geen wijzigingen in de gebeurtenissen rondom Pyrrhus tot gevolg gehad. Op slechts twee momenten na. Hier heb ik de geschiedenis, zoals die ons is overgeleverd daadwerkelijk veranderd. Dat is het moment dat Pyrrhus tegen Cineas zegt wat hij in het westen wil doen met de verovering van Rome, Sicilië en ook Noord Afrika wordt dit geplaatst op de avond vóór zijn vertrek naar Magna Graecia. De historische schrijvers doen het laten lijken alsof het een uitgestippeld plan was, maar dat was het niet. Alle historici zijn het daar mee eens. Vandaar dat ik deze anekdote naar een later moment heb verplaatst.

De tweede afwijking is de uitspraak van Pyrrhus als hij uit Sicilië vertrekt. Het lijkt dat hij met zijn uitspraak een mooi strijdveld voor Rome en Carthago achter te laten, wist dat hij niet zou terugkeren. Maar het is waarschijnlijk een stukje dramatisering van de geschiedschrijvers uit die tijd, die hun onderwerpen graag grootse uitspraken in de mond legden. Ik heb die uitspraak ook verplaatst naar een moment waar deze iets realistischer was.

 

 

Richard Evers, nazomer 2008.

 

 

Stamboom van de familie van Pyrrhus

Het Molossische koningshuis (de Pyrrhidae):

De familie van Pyrrhus:

 

Koningen van Epirus in de oudheid

Koning

Periode

Neoptolemus ‘Pyrrhus’ (zoon van Achilles)        

(13e eeuw v.Chr.)

<15 generaties>        

(…)

Tharypas   

(400)-(385)

Alcetas I      

(385)-(370)

Neoptolemus I  

(370)-360

Arybas

360-350

Alexander I       

350-331

Aeacides       

331-316

Neoptolemus II samen met Alcetas II

316-306

Pyrrhus     

306-302

Neoptolemus II       

302-295

Pyrrhus samen met Neoptolemus II

298-295

Pyrrhus     

295-272

Alexander II 272-242
Ptolemaeus II (met Olympias II als regent) 242-(235)
Deidameia (235)-233
Epirus is een republiek 233-167
Epirus is een provincie van Rome 167 v.Chr.